|
Een redenering bestaat
uit een stelling en argumenten. Maar wie bepalen de geldigheid van argumenten?
Dat doen de premissen. Premissen zijn niet genoemde argumenten. Ze zijn er
wel, maar je ziet ze niet. Ze zijn zo vanzelfsprekend dat wij ze niet meer
noemen. De aarde is rond, de bal ook en we leven hier in een democratie. Een lezer is het pas met u eens als hij uw argumentatie Jn de premissen accepteert. We zagen in de voorbeeldargumentatie dat de redenaar geen pils nam, omdat hij nog moest rijden. argumentatie:
De geldigheid van het pro argument "Ik moet nog rijden" wordt bepaald door minstens twee premissen:
Als de premissen waar
of geldig zijn, kunnen wij ze omzetten in pro-argumenten.
Als de premissen
onwaar of ongeldig zijn, kunnen wij ze omzetten in contra-argumenten. Of de
stelling nu nog houdbaar is, betwijfel ik.
Wanneer premissen in
de argumentatie gebruikt worden, zijn het argumenten geworden. Zij zullen dan op
hun beurt premissen "onder zich" hebben. Premissen zijn niet
genoemde argumenten. Hoeveel premissen u noemt, hangt af van uw verwachting. Als
de lezer evenveel van het onderwerp weet als de schrijver, hoeven er niet veel
premissen genoemd te worden. Maar bij lezers van wie u niet zeker weet of het
onderwerp hen bekend is, moet u veel premissen noemen. Doet u dat niet, dan
moet de lezer gedachtesprongen maken die de lengte van zijn polsstok vaak te
boven zullen gaan. Wanneer je een vak
leert, maak je je allerlei argumentaties eigen. Hoe vakkundiger je wordt, des te
minder argumenten heb je nodig. Je hebt aan een halve vakterm genoeg. De rest is
premisse geworden. En noemen ervan een platitude. Probleem in een organisatie is vaak, dat vaklui -dossierbeheerders- moeten communiceren met niet-vaklui: beslissers. De platitude voor de vakman is niet zelden de polsstok van de beslisser. |
|
|