Verwijswoorden als deze, hij, haar, waarbij, hierbij |
|
Wanneer u direct voor het vraagteken een éénduidig antwoord op de vraag vindt, hebt u het woord goed gebruikt.
+ Het was erg vochtig in de kelder waar hij woonde. Daardoor waren zijn tenen gaan schimmelen. Waardoor? Door het vocht ! - De appels snijdt u in stukjes, de peren maalt u tot moes. Hiermee garneert u het lam. De appels gaan vervolgens in de yoghurt. Waarmee? Met de appels of met de peren? - Jan belde zijn opa omdat hij ziek was. Wie is er ziek? |
|
|