Voornaamwoord en geslacht |
|
Woorden kunnen in het Nederlands drie geslachten hebben: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Twijfelt u over het geslacht van een woord, zoek het op in de "Woordenlijst van de Nederlandse Taal", of in een woordenboek. geslacht lidwoord hij/zij/het zijn/haar deze_die/dit_dat mannelijk de
hij
zijn
deze die
Soms prevaleert het biologische geslacht boven het taalkundige: ± Arm meisje, het zag zijn ouders nooit weer. Taalkundig gezien juist, maar schrijf hier liever: + Arm meisje, het zag haar ouders nooit weer. Of zelfs: ± Arm meisje, zij zag haar ouders nooit weer. In vaste uitdrukkingen verandert het geslacht niet: + Wij moeten deze motie op zijn merites beoordelen. "motie" is een vrouwelijk woord, maar de vaste uitdrukking is: "iets op zijn merites beoordelen".
De regel dat het biologisch geslacht prevaleert kan botsen met de regel dat het geslacht in vaste uitdrukkingen niet verandert: ± Wij moeten haar op zijn woord geloven. Er zijn woorden die vrouwelijk zijn, maar ook mannelijk. In de Woordenlijst staat dan v. (m.). Er zijn zelfs woorden die drie geslachten hebben: karkas, o. en v. (m.). De Woordenlijst wijdt twaalf pagina's van haar leidraad aan "geslacht en voornaamwoordelijke aanduiding". Het probleem wordt onderkend. |
|
|